Opdracht 11: Creatief schrijven: expositie en flashback

 
Voor deze taak koos ik de opdracht met het dobbelen.
=> Schrijf een sprookje van vier alinea's. Voor elke alinea gooi je één keer met een zeszijdige dobbelsteen om een aspect te verkrijgen. En één keer met een twintigzijdige dobbelsteen om een motief te bepalen. 
 
Mijn worpen:
1) D6: 1 => ten minste één inversiezin
    D20: 7 => heks
2) D6: 6 => personificatie 
    D20: 8 => zeemeermin
3) D6: 4 => metafoor of vergelijking
    D20: 19 => eiland
4) D6: 4 => metafoor of vergelijking
    D20: 1 => wolf
 
Het resultaat:

Er was eens een jonge heks die zeer bedreven was in de toverkunst.
In tegenstelling tot veel van haar medemagiërs was zij niet uit op oppervlakkige zaken zoals
macht of schoonheid. De jonge heks richtte zich vooral tot het verbeteren van de toverkunst.
Ze bedacht nieuwe spreuken en brouwde tot voorheen onbestaande drankjes.

Op een mooie lenteavond zat het vooruitsrevende tovermeisje aan haar grote tafel
in haar experimentenkamer. Ze experimenteerde met een nieuw brouwsel en wou net 
aantekeningen over de resultaten neerschrijven, toen plots de klok haar toesprak.
"O, jong heksje", sprak de klok, "kom toch uit je stulp! Een zeemeermin in een ver land
vraagt wanhopig om je hulp!" "Een zeemeermin," vroeg de kleine heks, "wat moet zij dan van mij?"
"Dat zul je wel zien. Maar haast je! Want de tijd tikt snel voorbij!"

Op aanraden van de klok ging de jonge heks op pad. De behulpzame Heer des Tijd had haar gelukkig de juiste richting gewezen.
Na een poos kwam ze bij de kust aan. Toen ze de zee wou oversteken stootte ze in het midden van de oceaan op een eiland,
waar ze meteen aan land ging. Het zand was wit als sneeuw en de lucht was blauw als saffier. In het midden van het eiland 
leek er heel wat te veranderen. Het zand ging over in smaragdgroene korrels en de lucht kleurde robijnrood.
Net op de scheiding van de twee delen liep een rivier. Te midden van deze rivier zwom de zeemeermin waar de jonge heks naar op zoek was.


Aan beide overs van de rivier liep een wolf. Op het sneeuwzand liep een wolf met een pels zo zwart als kool. Op het smaragdgroene zand liep dan weer een sneeuwwitte wolf. Het heksje probeerde hoogte te nemen van de indrukwekkende situatie als snel kwam ze te weten dat de twee wolven een onderlinge vete hadden. De beide dieren waren op een dag aan het vissen in de rivier toen de zeemeermin aan kwam zwemmen. Nog niet zo lang voor haar aankomst was gebleken dat de rivier lang niet meer gezond was. Steeds vaker dreven er dode vissen aan het oppervlak. Maar toen de zeemeermin aankwam, bleek al snel dat de aanwezigheid van zo’n magisch wezen de rivier weer deed leven en al gauw zwommen er weer hele scholen vissen door de rivier. En toen was de vete begonnen. De zwarte wolf wou de zeemeermin laten gaan, zodat ze door alle wateren ter wereld kon zwemmen om overal leven in het water te brengen. Maar de witte wolf dacht daar anders over. Hij wou de zeemeermin gevangen houden in de rivier zodat hij voor altijd vers water en lekker vis zou hebben. Door de ruzie die daardoor ontstond tussen de wolven, was de zeemeermin nooit weggeraakt. Maar het kleine tovermeisje had een oplossing! Alsof het geluk haar toelachte, had de toverdrank die ze kort voor haar vertrek uittestte bijzonder effecten. Het brouwsel was een levenselixer dat leven en gezondheid bood. De heks kieperde wat van het drankje, dat ze voor de zekerheid in een flacon had meegebracht, in de rivier. Heel even werd de rivier volledig goudkleurig en leek het alsof de zon vloeibaar was geworden en door het eiland stroomde. Daarna werd de stroming weer helder blauw en kwamen er talloze vissen kijken. Het werd de wolven gauw duidelijk dat de zeemeermin niet langer nodig was. En nadat zowel de wolven als de zeemeermin het heksje uitvoerig bedankt hadden, zwom de magische zeemeermin blij weg. Naar de andere wateren in haar prachtige wereld.
Het hele eiland kon weer met een gerust hard naar de rivier trekken. Maar de sneeuwwitte wolf had veel minder geluk. Het drankje bleek immers nog andere effecten te hebben. Telkens wanneer de witte wolf van het water dronk of naar een vis hapte, krijg hij ongelofelijke buikpijn. Daarom moest hij elke dag naar de andere kant van het eiland wandelen om daar van de waterput te drinken en appels te eten, hoewel hij helemaal niet van appels hield. Dat was de prijs die hij moest betalen voor zijn hebzucht en kwaadaardigheid naar de zeemeermin toe.